Trouwen? De gemeenschap is van algeheel naar beperkt gegaan.
Zoals eerder op onze website aangegeven (zie het bericht: Nieuw huwelijksvermogensrecht) onstaat voor trouwlustigen vanaf 1 januari 2018 niet langer automatisch een algehele gemeenschap van goederen maar is de gemeenschap die ontstaat beperkt van omvang. In de vorige regel is het woord “automatisch” opgenomen, om aan te geven dat bij huwelijkse voorwaarden kan worden bepaald dat de partners wél in een algehele gemeenschap van goederen gehuwd zullen zijn. Ook kan nog steeds bij huwelijkse voorwaarden bepaald worden dat er geen enkele gemeenschap ontstaat tussen echtgenoten (de zogenaamde koude uitsluiting).
De beperkte gemeenschap houdt, grofweg, in dat:
- bezittingen en schulden die worden verkregen tijdens het huwelijk gemeenschappelijk zijn; de bezittingen en schulden die een partner had bij het aangaan van het huwelijk blijven privé;
- bezittingen en schulden die de partners gezamenlijk hadden vóór het huwelijk worden na de huwelijkssluiting gemeenschappelijk, ook al waren de partners niet ieder voor hetzelfde aandeel gerechtigd (bijvoorbeeld: de partners hebben samen een huis aangekocht en de ene partner is voor 70% eigenaar geworden en de andere partner voor 30%; na de huwelijkssluiting is ieder gerechtigd tot de helft van het huis);
- schenkingen en erfenissen die door een van de partners worden verkregen tijdens het huwelijk vallen automatisch buiten de beperkte gemeenschap.
Doordat bezittingen die vóór het huwelijk gemeenschappelijk zijn tot de beperkte gemeenschap gaan behoren en de schulden die vóór het huwelijk privé zijn ook na het trouwen privé blijven, kan dat leiden tot een bijzonder gevolg. Stel: partners hebben samen een huis, hij is gerechtigd tot 80% van de eigendom en zij is gerechtigd tot 20%. Ze zijn bij de aankoop tot die verhouding gekomen vanwege financiële redenen, bijvoorbeeld de verdeling van de door hen aangegane geldlening. Hij heeft om de een of andere reden van haar € 10.000,– geleend voor de aankoop. De rest van de koopsom is gefinancierd met de geldlening. Door het trouwen wordt hij gerechtigd tot 50% van de eigendom van de woning. Hij raakt dus 30% kwijt. Wat hij niet kwijtraakt is de schuld van € 10.000,–. Dit is namelijk een privé-schuld van hem en die blijft ook van hem privé. De vordering van haar op hem blijft haar privé-vermogen.
Daarbij moet nog worden gekeken naar artikel 95 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek dat bepaalt dat “een goed dat een echtgenoot anders dan om niet verkrijgt, buiten de gemeenschap blijft indien de tegenprestatie bij de verkrijging van dit goed voor meer dan de helft ten laste komt van zijn eigen vermogen.” Dus in het geval dat twee partners samen een huis kopen en de ene betaalt uit eigen middelen 51% van de koopsom en de andere partner betaalt 49% van de koopsom, dan is het huis privé-vermogen van de eerste partner. Voor wat betreft het deel van de koopsom dat de andere partner betaalt, heeft die andere partner een vergoedingrecht op de eerste partner (eigenaar van het huis) en wel volgens de regels van de beleggingsleer.
Het is dus van het grootste belang dat steeds wordt gekeken hoe geldstromen lopen (met welk geld is betaald? Met geld uit privé-vermogen? Met geld uit gemeenschapsvermogen?), én dat de oorsprong van geld goed wordt vastgelegd. Door de nieuwe wetgeving is administratie van zeer groot belang geworden.
Voor wat betreft schenkingen en erfenissen hoeft een zogenaamde uitsluitingsclausule niet meer gemaakt te worden. Schenkingen en erfenissen blijven namelijk buiten de gemeenschap en blijven dus privé van de verkrijger. De uitsluitingsclausule kan echter nog steeds beter wel gemaakt worden. Indien deze namelijk niet is gemaakt kan door de echtelieden bij huwelijkse voorwaarden bepaald worden dat de schenkingen en erfenissen wél in de gemeenschap vallen. Ook is het mogelijk dat bijvoorbeeld bij de schenking bepaald wordt dat de schenking wél in de gemeenschap valt. Dan spreken we niet over een uitsluitingsclausule maar over een insluitingsclausule. Waarschijnlijk zal een insluitingsclausule niet vaak gemaakt worden.
Voor ondernemers is van belang dat, ook al behoort zijn/haar onderneming tot zijn/haar privé-vermogen, tijdens het huwelijk aan de gemeenschap een redelijke vergoeding moet worden betaald voor de kennis, vaardigheden en arbeid die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen. Een jaar waarin een grote winst wordt genoten kan dus leiden tot een aanzienlijke vergoeding aan de gemeenschap. Die vergoeding komt niet – geheel of gedeeltelijk – terug bij de ondernemer in een jaar waarin verlies wordt geleden!
De nieuwe regels noodzaken niet alleen tot een betere administratie maar ook tot een stilstaan en vooruitzien. Wordt een huis gekocht door partners? Wat zijn dan de gevolgen van een later huwelijk tussen de partners? Hebben de geldstromen zoals ze zijn geweest een ongewenst gevolg vanwege de beperkte gemeenschap? Daar dient dus in feite bij de aankoop al bij stil gestaan te worden.
Indien partners een beperkte gemeenschap willen, dan is het verstandig om vast te leggen wie welk vermogen heeft ten tijde van het aangaan van het huwelijk zodat later, bij een eventuele scheiding, ook ieder krijgt wat hem of haar toekomt.
Een bezoek aan de notaris bij het aangaan van een huwelijk en het vantevoren goed bespreken van een aankoop met de notaris is dan ook ons advies. Naast bezint eer ge bemint dan.